Stap 1: Inleiding op de strategie (15 minuten)

• Demonstreer gemeenschappelijke communicatiestrategieën aan je klas:
  • Beschrijving: Uitleggen wat iets doet/hoe iets eruit ziet. Je kunt het woord “nietmachine” bijvoorbeeld omschrijven als “een metalen gereedschap waarmee je papieren samenvoegt”.
  • “Circumlocution”: Om het woord heen praten. Als je bijvoorbeeld het woord voor “bibliotheek” niet kent, kun je nog steeds zeggen dat “je een boek gaat terugbrengen”.
  • Synoniemen gebruiken. Neem bijvoorbeeld een genuanceerd of complex woord en breek het op in eenvoudigere synoniemen – “heel verdrietig” kan “verslagen” vervangen.
  • Gebaren en lichaamstaal.
  • Tekenen of wijzen naar objecten.
• Laat je klas oefenen met het bedenken van hun eigen voorbeelden voordat ze in de context oefenen.

Stap 2: Strategie oefenen (20 minuten)

• Verdeel de klas in tweetallen – de leerling die strategieën zoekt moet met zijn gezicht naar je toe staan en de leerling die raadt moet zich met zijn rug naar je toe draaien.
• Laat kaartjes zien of schrijf woorden op het whiteboard waar de tweetallen strategieën voor kunnen vinden:
  • Begin eenvoudig met concrete voorwerpen voor dagelijks gebruik. Als je minderheidstaal lijkt op een nationale taal, kun je van de gelegenheid gebruikmaken om valse vrienden en woorden met verschillende herkomst te leren kennen.
  • Ga verder met abstractere concepten. Aarzel niet om ze te wijzen op moeilijke woorden; het doel van deze activiteit is om strategisch te werk te gaan, niet om veel nieuwe woorden uit het hoofd te leren.
  • Eis van je leerlingen dat ze elke keer een andere strategie gebruiken.
  • Rondgaan om ondersteuning en suggesties te geven.

Stap 3: Rollenspel met echte scenario’s (10 minuten)

• Zet een of twee situaties uit het echte leven op waar specifieke woordenschat kan ontbreken
• Voorbeelden die je kunt gebruiken:
  • Een traditioneel recept uitleggen zonder alle namen van ingrediënten te kennen.
  • Aanwijzingen geven wanneer straatnamen onbekend zijn.
  • Antwoorden op een sollicitatievraag waarbij ze misschien een technische term niet kennen.
• Laat je leerlingen proberen de stroom van het gesprek vast te houden zonder hun aantekeningen of tekstboek te controleren.

Stap 4: Reflectie (10 minuten)

• Een discussie leiden over welke strategieën het beste werkten voor verschillende woordsoorten.
• Laat leerlingen vertellen welke strategieën hen het meest zelfverzekerd maakten en welke natuurlijk aanvoelden om te gebruiken in alledaagse gesprekken.

Opmerkingen: Blijf je leerlingen eraan herinneren dat een perfecte woordenschat niet nodig is voor effectieve communicatie. Deze communicatiestrategieën zullen hen helpen om code-switching tot een minimum te beperken en hun zelfvertrouwen te vergroten.