Area of Interest: Diverse communication settings
Skills: Speaking
Competences: Discourse competence
Age Bracket: 0 – 5
Time Commitment: Under 30 minutes
Affordability: €
Materials:
Fotokaarten van veelvoorkomende dieren (of geprinte afbeeldingen),
Kleine knuffels die dieren voorstellen (optioneel),
Eenvoudige muziekinstrumenten zoals trommels of samba-eitjes (optioneel)
Expert recommendations:
Deze activiteit helpt zeer jonge kinderen om dierennamen en geluiden in de minderheidstaal te leren terwijl ze bezig zijn met het vertellen van verhalen. Het bouwt woordenschat op door herhaling en fysieke betrokkenheid, wat het leren speels en goed te onthouden maakt.
Richt je bij zeer jonge kinderen (0-2) vooral op de geluiden en gebaren. Voor oudere kinderen in deze groep (3-5) kunnen geleidelijk meer woordenschat en eenvoudige zinnen geïntroduceerd worden. Houd de sessies kort en speels. Geen zorgen als kinderen talen door elkaar gebruiken – dit is normaal en hoort bij het leerproces.
Available Languages:
Animal Sound StoriesStap 1: Voorbereiding
- Verzamel 4-5 afbeeldingen van dieren die veel voorkomen in de directe omgeving.
- Kies dieren waarvan jonge kinderen de geluiden gemakkelijk kunnen nadoen
- Doe er indien mogelijk dieren bij die andere namen hebben of andere geluiden maken in de minderheidstaal dan in de meerderheidstaal.
Stap 2: Inleiding
- Ga op de grond zitten met de kinderen in een kring voor je.
- Laat elk dierenplaatje een voor een zien, spreek duidelijk de naam van het dier uit in de minderheidstaal en maak het geluid zoals het zou worden uitgedrukt in de minderheidstaal.
- Laat de kinderen zowel de naam als het geluid herhalen
- Terwijl je de dieren voorstelt, kun je ze ook associëren met gebaren (zoals met je armen wapperen voor vogels, krabben voor katten, lange oren voor ezels, enz.)
Stap 3: Een eenvoudig verhaal maken
- Begin een heel eenvoudig verhaal in je minderheidstaal met 2-3 dieren. Bijvoorbeeld: “Op een dag ging de [naam dier] wandelen. Toen ontmoette hij/ze een [tweede diernaam].”
- Elke keer als er een dier wordt genoemd, moedig je de kinderen aan om het geluid van het dier te maken, het gebaar van het dier te maken en/of de naam van het dier te zeggen (als ze dat kunnen).
Stap 4: Interactieve elementen
- Stel eenvoudige vragen in de minderheidstaal zoals “Wat zei de/het [dier]?”.
- Laat kinderen om de beurt kiezen welk dier als volgende in het verhaal verschijnt.
- Introduceer voor oudere kinderen in deze leeftijdsgroep (4-5) extra details zoals “Was het dier blij? Verdrietig? Hongerig?” en laat de kinderen ideeën aandragen voor het verhaal.
Stap 5: Bewegingspauze
- Laat kinderen opstaan en bewegen zoals elk dier
- Combineer bewegingen met geluiden
- Gebruik eenvoudige commando’s in de taal van de minderheid zoals “huppel”, “loop”, “ren”.
Stap 6: Afsluiting
- Herhaal nog een laatste keer de naam van elk dier
- Laat kinderen afscheid nemen van elk dier in de minderheidstaal
Je kunt deze activiteit na verloop van tijd herhalen en telkens nieuwe woorden, geluiden en gebaren introduceren. Naarmate het leerplan vordert (en afhankelijk van de leeftijd van de kinderen), kun je ook getallen toevoegen aan het verhaal. Bijvoorbeeld door 2 honden, 3 katten, 4 ezels, enz. te laten zien. Dit is vooral nuttig als de meervoudsvorm in de minderheidstaal onregelmatig is of sterk verschilt van de nationale taal.