OWL+

Ownership and Leadership: Pathway for (Endangered) Languages’ Use in School

“De Geschiedenis en Ik” Associatiespel


Area of Interest: Diverse communication settings

Skills: Writing

Competences: Discourse competence

Age Bracket: 11 – 15

Time Commitment: Under 30 minutes

Affordability:

Materials:

– Schrijfmateriaal (in een groep – A4 en schrijfmateriaal voor elk; individueel – briefjes of een A4-blad als de leerkracht ze wil verzamelen)
– Toegang tot internet (individuele optie)

Expert recommendations:

Available Languages:

“Me and History” Association GameIk en skiednis

Doel individueel – om associatief denken te activeren en het vermogen om je eigen ervaring te gebruiken om nieuw materiaal te leren (in de beginfase van de les) of om kritisch denken te ontwikkelen en het vermogen om belangrijke informatie, sleutelwoorden te selecteren (in de samenvatting van de les). Dit is een soort herinneringsstrategie, een korte samenvatting van wat er geleerd is.

Doel in groepsverband – om associatief denken te activeren en het vermogen om de eigen ervaring te gebruiken in verschillende taken, maar ook om een informele sfeer in de klas te creëren, waardoor indirect de schrijf- en spreekvaardigheid wordt versterkt.

Optie 1 (individueel)

Beginfase van de les

Stap 1: Associaties schrijven

De leerkracht introduceert het onderwerp van de les en vraagt hen om kort hun eerste associaties met het onderwerp uit hun eigen ervaring op te schrijven als antwoord op de vragen:

Wat?

Met wie?

Wie doet wat?

Wat?

Waar?

Wat was het resultaat?
Als je een vraag niet kunt beantwoorden, laat hem dan open en vul hem in wanneer wordt besproken wat je hebt opgeschreven. Het is beter om dit te doen bij onderwerpen waar een historisch figuur wordt besproken. In oudere klassen kan het ook worden gebruikt voor traditionele, geografische of sociale onderwerpen en kwesties.

Stap 2: Lees en vul associaties in

De leerkracht vraagt 1-3 leerlingen (vrije keuze) om hun associaties voor te lezen, die worden uitgebreid en verduidelijkt zodat iedereen een idee heeft van wat ze leren in korte antwoorden.

 

Aan het einde van de les

Stap 1: Maak een samenvatting van de les

De leerkracht vraagt om de les samen te vatten aan de hand van dezelfde vragen, maar met de nadruk op sleutelwoorden of korte punten. Als er iets vergeten of niet gehoord is, kunnen andere beschikbare bronnen gebruikt worden (notities of internet).

Stap 2: Samenvatting

De leerkracht vraagt 1-3 leerlingen (vrije keuze) om hun samenvatting voor te lezen. Klasgenoten verduidelijken of vullen de samenvatting aan.

 

Optie 2 (groep)

Stap 1: Schrijf associaties of sleutelwoorden

Aanbevolen voor gebruik aan het einde van de les. De leerkracht deelt A4-bladen uit en vraagt iedereen om associaties of sleutelwoorden op te schrijven. De voorwaarde is dat het onderwerp dat in de les is gehoord en onthuld, moet worden gebruikt. Als iedereen het antwoord op de eerste vraag (Wie?) heeft opgeschreven, wordt het blad zo gevouwen dat je niet kunt zien wat er in het antwoord staat en aan de volgende persoon gegeven. Ze schrijven het volgende antwoord (Wat?) en doen weer hetzelfde – vouwen het blad dicht en geven het door aan de volgende klasgenoot. Dit wordt gedaan totdat alle vragen zijn beantwoord (Wat hebben ze gedaan? Wanneer? Waar? Wat was het resultaat?).

Stap 2: Lees de teksten

Alle leerlingen lezen hun teksten, die ze hebben geschreven met associaties en trefwoorden over het onderwerp van de les. Deze teksten zijn altijd geschreven met een dosis verrassing en humor, de basisstof wordt gemengd met humor en de leerlingen kunnen commentaar geven op of uitleg geven over de logische of creatieve varianten van de tekst.

De creatieve teksten kunnen ook worden uitgerold om door andere klassen te worden bekeken (de nieuwe creatieve teksten worden ook gepubliceerd).

Opmerking: als de docent dat wil, kan hij ook bepaalde grammaticale parameters geven, in het bijzonder voor het antwoord “Wat heeft hij gedaan?”, waarbij hij aangeeft dat hij een bepaalde grammaticale tijd kan gebruiken, of voor het antwoord “Wat was het resultaat?” kan alleen een bepaald type zin worden gebruikt (samengesteld of complex, uitroepend, enz.).